Van de delicten die burgers ondervinden, blijft het merendeel verborgen voor de opsporingsinstanties. Slachtoffers melden slechts ongeveer een derde van de delicten bij de politie en van ruim een kwart doen zij daadwerkelijk aangifte. In de afgelopen jaren zijn deze percentages niet wezenlijk veranderd.
“Het helpt toch niets”
De belangrijkste redenen om delicten niet te melden zijn volgens de slachtoffers dat aangifte “toch niets helpt” (36 procent) en dat het gebeurde “niet belangrijk genoeg was”. De belangrijkste redenen om een voorval juist wel te melden waren dat de politie dit volgens hen “moest weten” (25 procent) en vanwege de verzekering (23 procent; vaak is aangifte verplicht voor de verzekering).
Vermogensdelicten vaakst gemeld
Vermogensdelicten als (poging tot) inbraak, diefstal van en uit de auto en zakkenrollerij worden in meer dan twee op de drie gevallen gemeld; bij fietsdiefstallen en overige diefstallen gebeurt dit iets minder vaak. Ook het aangiftepercentage voor vermogensdelicten is hoger dan gemiddeld, vooral bij inbraken en diefstallen van of uit de auto.
Verschillende redenen voor aangifte
Voor diefstal van of uit de auto vormt de verzekering de belangrijkste reden om dit bij de politie te melden. Bij fietsdiefstal en zakkenrollerij gebeurt dit vooral om het gestolene terug te krijgen. Slachtoffers van inbraak doen vooral aangifte omdat volgens hen de dader moet worden gepakt.
3000 agenten
Volgens kabinet Rutte zouden er 3000 agenten bijkomen. Inmiddels weten we via diverse reacties van VNG en de vier grote gemeenten dat er juist agenten gaan verdwijnen. De belofte van Rutte-1 blijkt dus een loze belofte.


