Het aantal huishoudens dat in hoge mate op een uitkering steunt, is tussen
2008 en 2014 gestegen. Waar in 2008 nog 9,1 procent
van de huishoudens in Nederland sterk van een uitkering afhankelijk was, groeide
dat aandeel naar 11,6 procent in 2014. In ongeveer de
helft van die gevallen waren huishoudens minstens vier jaar achtereen in hoge
mate op hun uitkering aangewezen. Dit meldt CBS.
Voor 875 duizend huishoudens was de uitkering in
2014 goed voor minimaal 40 procent van het totale
bruto inkomen, waarmee zij als sterk uitkeringsafhankelijk worden aangemerkt.
Dat zijn er 214 duizend meer dan in 2008 en 17 duizend meer dan in 2013. Ongeveer 435 duizend huishoudens waren al vier jaar of langer sterk
afhankelijk van een uitkering. Eenoudergezinnen en niet-westerse huishoudens
zijn relatief vaak sterk uitkeringsafhankelijk.
In 2014 maakten uitkeringen bij 1,9 miljoen
huishoudens deel uit van het bruto
inkomen, 47 duizend meer dan in 2013. Het gaat om
uitkeringen vanwege werkloosheid, ziekte, arbeidsongeschiktheid of bijstand.
Huishoudens die sterk op een uitkering bogen, hebben meestal een
arbeidsongeschiktheids- of bijstandsuitkering. AOW- en pensioenuitkeringen zijn
in de cijfers niet meegenomen.
Aanhoudende stijging na 2008
In 2004 en 2005 lag het aandeel sterk uitkeringsafhankelijke huishoudens op 11,4 procent. Door de economische groei in de jaren 2006-2008 daalde het percentage tot 9,1. Mede als gevolg van de economische crisis steeg het aandeel de laatste jaren weer. Het aandeel huishoudens dat langdurig sterk uitkeringsafhankelijk was, volgde (vertraagd) een gelijke ontwikkeling en steeg na 2010 onder invloed van de crisis tot 6,1 procent. Deze hardnekkige situatie is al jaren aan de orde voor een beperkte groep die qua grootte fluctueert rond 400 duizend huishoudens.
Eenoudergezinnen en niet-westerse huishoudens risicogroepen
Van alle eenoudergezinnen met jonge kinderen was 33 procent in 2014 sterk afhankelijk van een uitkering. Voor ouderparen met jonge kinderen gold dat voor 6 procent. Bij huishoudens waarbij de hoofdkostwinner uit een niet-westers land komt, was 30 procent in sterke mate aangewezen op een uitkering. Eenoudergezinnen en niet-westerse huishoudens lopen tevens een flink verhoogd risico op (langdurige) armoede.
Bijstand en arbeidsongeschiktheidsuitkering domineren
Bij 70 procent van de sterk uitkeringsafhankelijke huishoudens is een bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering de voornaamste uitkering. Onder de langdurig sterk afhankelijke huishoudens is dat 85 procent. Doordat de duur van de werkloosheidsuitkering beperkt is, speelt dit type uitkering nauwelijks een rol bij langdurige sterke uitkeringsafhankelijkheid.
(cbs.nl)


