De initiatiefnemers van de ‘wooncoöperatie Zoetermeer’ hebben plannen gepresenteerd voor, naar hun
zeggen, het oplossen van verschillende maatschappelijke problemen op het gebied van volkshuisvesting.
Daartoe worden door woningcorporaties af te stoten bestaande woningen ondergebracht in een
wooncoöperatie. Bewoners kopen een deel van de woning, huren het overige deel en verplichten zich woning en woonomgeving gezamenlijk te beheren. ‘Doelgroep’ zijn mensen die door hun inkomen niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning (maar er wel wonen), omdat er in de vrije sector nauwelijks (betaalbare) huurwoningen beschikbaar zijn en het kopen van een huis vaak niet haalbaar is door financieringsproblemen.
Nevendoel is om zogenaamde ‘scheefwonen’ op te lossen (voor mensen die nu met een te hoog inkomen in
een sociale huurwoning wonen). Toegegeven, de situatie voor sociale huurders, voor woningcorporaties, en
voor de woningmarkt is door maatregelen van dit Kabinet verslechterd en wordt er door de verhuurdersheffing niet beter op. De LHN heeft over de wenselijkheid en de haalbaarheid van de gepresenteerde plannen dan ook twijfel.
De LHN stelt hierover onderstaande vragen aan het college.
1. Ziet het college de coöperatieve gedachte en het oprichten van de wooncoöperatie als instrument om de
doorstroming op gang te brengen en als middel om de zogenaamde scheefheid te voorkomen, en op welke
gronden?
2. Al veel langer wordt beweerd dat verhuizen alleen plaatsvindt als de ‘verleiding’ in de relatie inkomen -
woongenot groot genoeg is, anders niet. Wat vindt het college in het kader hiervan van de doelstellingen en
de haalbaarheid van de gepresenteerde plannen?
3. De destijds verantwoordelijk wethouder heeft vergeefs gepleit voor de aanpak van Vestia voor het afstoten
van grote aantallen woningen, en voor het oprichten van een gemeentelijke woningbedrijf. Vindt het
college de ‘wooncorporatie’ een poging voor regelgeving voor lokaal volkshuisvestingbeleid, waar dit is
gebaseerd op Wetgeving?
4. De woningmarkt trekt zeer langzaam aan, behalve in Zoetermeer. In hoeverre vindt het college een daling
van de woonlasten en het opbouwen van vermogen een reële veronderstelling op basis van een
‘winstverwachting’ door waardestijging en een (beperkt) risicodragend ledencertificaat?
5. Wat is de visie van het college over de mogelijke betekenis van de plannen voor het terugdringen van de
scheefheid (de ‘verleiding’), de betaalbaarheid van woningen, laat staan voor de groei van eigen vermogen?
woensdag 21 januari 2015
Vragen LHN over plannen woningcorporaties Zoetermeer
woensdag, januari 21, 2015
Moderator


