Het aantal mensen dat een schadevergoeding krijgt omdat ze onterecht in de
gevangenis zitten, is in 10 jaar verdrievoudigd tot bijna 5000. "Nederland moet
zich daarvoor schamen", zegt Ybo Buruma, lid van de Hoge Raad, in het Nederland
Juristenblad. Een belangrijk aandeel hierin heeft de groep die in afwachting van
berechting onterecht in
voorlopige hechtenis zat. Wat zijn de oorzaken van deze grote
stijging en wat is het aandeel van rechters in deze trend? Peter Lemaire,
voorzitter van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), beantwoordt 5
vragen over de kwestie.
Houden rechters verdachten veel vaker
onterecht in voorlopige hechtenis?
“Dat kun je op basis van deze cijfers niet zeggen. Het aantal schadeclaims is
sterk toegenomen, maar dat kan deels ook te maken hebben met een grotere
bereidheid om te claimen van burgers die ten onrechte gearresteerd zijn.
Daarnaast moet je kijken naar het toegenomen aantal keren dat het OM een
voorlopige hechtenis vordert, bijvoorbeeld omdat men veelplegers actiever
aanpakt. Als dat cijfer stijgt en de vorderingen voldoen aan de voorwaarden,
stijgt het aantal voorlopige hechtenissen. Daarvan zal een betrekkelijk klein
deel achteraf onterecht blijken. Maar dat wil niet vanzelf zeggen dat de
oplegging van de voorlopige hechtenis van meet af aan verkeerd is geweest. Je
ziet ook dat Ybo Buruma niet in het bijzonder op strafrechters wijst. Hij heeft
een algemeen signaal willen geven dat het aantal schadevergoedingen fors is
gestegen. Hij wijst op de werking van het systeem als geheel.”
Herkennen rechters zich in de trend van
meer voorlopige hechtenissen?
“We herkennen ons in de trend dat de maatschappelijke tolerantie voor het
voorlopig vrijlaten van zware criminelen en veelplegers is afgenomen. Zo leidde
het niet terugkeren van Saban B. tot veel commotie in de samenleving. Maar ook
bij een verdachte die een aantal keren een woninginbraak pleegt, wordt verwacht
dat hij vastgehouden wordt. Dat is ook de lijn van het Openbaar Ministerie (OM).
Het is de rol van de rechter om elk geval zorgvuldig aan de wet te toetsen. En
ik heb niet het idee dat dit minder goed en weloverwogen gebeurt.”
Waar kijkt een rechter-commissaris naar
bij het beslissen over voorlopige hechtenis?
“Alleen als er ernstige bezwaren gelden tegen verdachte, mag de rechter
besluiten tot voorlopige hechtenis. Dat is bijvoorbeeld het risico op herhaling
van een ernstig delict of de geschokte rechtsorde. Deze criteria zijn streng.
Als iemand vlakbij een lijk is aangetroffen met bloed aan zijn handen, is dat op
zichzelf nog niet voldoende om iemand vast te houden. Hij kan ook geprobeerd
hebben het slachtoffer te helpen. Maar als hij geen redelijke verklaring heeft
voor dat bloed en hij blijkt ook een bebloed mes bij zich te hebben of een
getuige heeft gezien dat hij heeft gestoken, zal de rechter
waarschijnlijk wel tot voorlopige hechtenis beslissen.”
Bewegen rechters in hun afweging mee met
de maatschappelijke en politieke druk?
“Het klopt dat strafrechters niet ongevoelig zijn gebleken voor de
veranderende opvattingen in Nederland over de aanpak van criminaliteit. De
hardere aanpak van veelplegers door politie en OM bijvoorbeeld vertaalt zich
deels in het vaker in voorlopige hechtenis houden van deze groep. Tegelijkertijd
behoudt de rechter zijn onafhankelijke positie en oordeel. Dat blijkt
bijvoorbeeld uit de verdubbeling van het aantal vrijspraken de afgelopen tien
jaar. Dat is enerzijds een oorzaak van de toename van schadevergoedingen voor
het onterecht vastzitten. Maar anderzijds is het een teken dat strafrechters
niet blind het OM volgen en alle zaken zorgvuldig op hun merites beoordelen. In
het bijzonder sinds de dwaling in de Schiedammer parkmoord kijken rechters nog
extra scherp naar het dossier en bewijs.”
Hoe kan het probleem van onterechte
voorlopige hechtenis aangepakt worden?
“Allereerst moeten we de procedure rond het proces verder versnellen. Hoe
sneller een zaak op zitting komt, hoe korter de voorlopige hechtenis duurt. Er
worden ook alternatieven voor de voorlopige hechtenis genoemd, zoals de
elektronische enkelband of de borgsom. Wellicht dat dit de overheid ook helpt
bij de bezuinigingen op de gevangenissen. Of het veel zoden aan de dijk zet, is
nog maar de vraag. Zo kun je vraagtekens zetten bij het principe van op borgsom
vrijkomen. Dat wordt in Nederland nog nauwelijks begrepen en krijgt hier al snel
het etiket van klassejustitie: zoals de arme bijstandsmoeder die haar lage
borgsom niet kan betalen en de miljonair die zonder moeite een miljoen borg op
tafel legt.”